Zij is mijn moeder. Wat doet ze dan? Voornamelijk voor alles haar hoofd in het zand steken.
Mijn jeugd is niet bepaald gelopen zoals ik zelf voor ogen had. In hoeverre zoiets überhaupt gebeurt zoals je voor ogen hebt.
Bij mij thuis was er weinig ruimte voor emoties en lag er veel druk op presteren. Al was het naast mijn moeder ook mijn vader die me dat gevoel gaf. Uiteindelijk ben ik daardoor helemaal ingestort en heb ik flink aan het werk gemoeten om daar weer uit te komen. Dat is me aardig goed gelukt. Of moet ik ‘was’ zeggen?

Ik heb de hele situatie kunnen accepteren met de gedachte dat mijn ouders het nu eenmaal niet expres deden. Dat het gewoon is zoals ze zijn. Wat betreft contact hou ik ze op afstand. Van mijn vader weet ik dat ik op emotioneel gebied niet zoveel kan verwachten. En dat is goed zo. Dat wist ik eigenlijk altijd al wel.
Bij mijn moeder begon het me steeds meer op te vallen dat in haar ogen niets haar schuld lijkt te zijn en dat iedereen rekening met haar zou moeten houden. Het dieptepunt daarvan ligt in mijn dieptepunt. Vanaf dat moment ben ik het haar steeds meer kwalijk gaan nemen. Tot ik mezelf dus heb aangepraat dat ze er nu eenmaal niks aan kon doen. Toen ging het een tijdje redelijk goed.

De omslag kwam toen ik zelf zwanger raakte van mijn dochter. Ineens bekeek ik de situatie niet meer als de dochter van. Maar bekeek ik de situatie als moeder zijnde. En vooral, wat zou ik eraan kunnen doen om te voorkomen dat mijn dochter zich ooit zo gaat voelen zoals ik me gevoeld heb. Dat ze uit huis gaat zoals ik uit huis ben gegaan. Dat zij met mij niet meer wil delen hoe het werkelijk met haar gaat als ze ouder is. Omdat ze bang is weer tegen die muur aan te lopen. “Ze zijn nu eenmaal zo” werkt niet meer voor mij. Want wat als ik nu eenmaal zo ben?
Hoe vaak je verhalen ziet over thuissituaties die zich generatie op generatie blijven herhalen. Omdat dat nu eenmaal is hoe het thuis ging.

Een ding weet ik wel. Dat wil ik hier niet. Sinds de zwangerschap en geboorte van mijn dochter ben ik erachter gekomen hoeveel last ik eigenlijk nog overal van heb. Zoveel dat ik na al die tijd alsnog naar de psycholoog ga om alles een plekje te geven. Omdat ik straks als mijn dochter volwassen is mezelf hopelijk niet hoef af te vragen wat ik er nog aan had kunnen doen om het patroon te doorbreken. Omdat ik mijn dochter zoveel beter gun. Niet dat ik mezelf hier een potje zielig wil vinden. Ik wil er alles aan doen wat in mijn macht ligt om niet te worden zoals zij. 

Mijn vriend en die enkele mensen om me heen die van de situatie weten, blijven me vertellen dat juist omdat ik er zo bewust van ben dat ik dit niet wil, de kans dat het alsnog gebeurt ontzettend klein is. In grote lijnen geloof ik ze. Maar toch die angst.

Wat als ik net zo word als zij?

Mijn dochter is op moment van schrijven nog geen jaar, dus hoe zij vindt dat ik het doe, kan ze me nog niet vertellen. 

Ik hoop dat ik straks op mezelf kan terugkijken en kan zeggen: ‘Ik ben niet geworden zoals zij.’