Via de achteruitkijkspiegel kijk ik afwisselend naar het verkeer achter me en het gezichtje van David op de achterbank. Hij trekt zijn wenkbrauwen op, wat betekent dat hij positief gefascineerd is. Wanneer hij daar een paar minuten later ook zijn mondhoeken bij naar beneden trekt en begint te wapperen met zijn handen, weet ik dat hij de route herkent en enthousiast is over het gegeven dat we naar de meubelboulevard van Eindhoven rijden.

Ik heb niets nodig van de Ikea en ben ook niet het type dat zomaar iets gaat kopen, maar we gaan –simpelweg- omdat we een uitstapje nodig hebben. Het is kerstvakantie en de feestdagen zijn achter de rug. David’s vader en ik vullen de dagen zo goed en kwaad als het kan met eenvoudige activiteiten die David voldoende uitputten om hem in ieder geval ’s avonds op bed te kunnen krijgen, maar niet zoveel dat hij overprikkeld raakt. Vader ligt helaas met een ontstoken voet op de bank, dus ik waag me alleen met David in de reusachtige geel-blauwe container. Ik hoop dat we daar een uurtje kunnen doden met het volgen van de pijlen op de vloer. We hebben momenteel geen hulpmiddel van de WMO: geen buggy en geen rolstoel (maar we staan heus op de wachtlijst!), dus ik zal zijn handje moeten vasthouden. David kan best zelf een eindje lopen.

Ik kan merken dat David veel geoefend heeft met aan de hand lopen. Voorheen trok hij zich na enkele tellen al los, maar nu lijkt hij ontspannen te accepteren dat we constant aan elkaar vast zitten. We lopen door de drukte van de vakantie vierende gezinnen heen. Vrolijk gekwetter. Veel “Oh, kijk hier!” en “Vind je dit iets?”. David manoeuvreert ons op hoog tempo, zonder anderen aan te raken, door de showroom. Hij volgt de route met de pijlen. Bij elke pijl die hij passeert stoot hij een typisch geluid met kracht uit zijn kleine borstkas: UUUH! De pijlen stemmen hem vrolijk. David wordt altijd ontzettend blij van orde in de chaos: in dit geval de witte wegwijzers op het grijze pad, omlijst met zilverkleurige strips aluminium, te midden van een overweldigende zee aan kleur en geluid.

Nadat we de eerste verdieping hebben afgelopen, rukt hij zich van me los en sprint naar de achterkant van het restaurant, recht op de grote glaswand af. Het is vaste prik dat hij daar een tijdje staat te kijken naar het voorbijrazende verkeer van de snelweg, de mensen op de begane grond en het speeltuintje. Na de aardbeienmilkshake bij de uitgang, is het kleine speeltuintje voor hem het hoogtepunt van ons bezoek aan de Ikea.

Hij laat toe dat ik zijn dikke winterjas uittrek. Zijn ogen blijven gefixeerd op het uitzicht en hij stoot nog steeds langgerekte UUUUUUUUH’s uit. Af en toe zie ik mensen opschrikken van die harde klank, maar ik schenk er al geen aandacht meer aan. Deal er maar mee, is mijn devies. Ik prop David’s jas in mijn rugzak. Vanuit mijn ooghoek zie ik hem ineens wegrennen, naar links. In een fractie van een seconde rits ik de tas dicht en slinger hem op mijn rug, klaar om de achtervolging in te zetten. Maar wanneer ik opkijk zie ik David niet meer.

Waarom heb ik mijn bril in de auto laten liggen?
Waarom heb ik mijn gehoorapparaat niet ingedaan vandaag?
Waarom heb ik geen rolstoel voor hem gepakt aan het begin van de winkel?
Waarom moest ik nou zo nodig zijn jas uittrekken?
Waarom heb ik hem losgelaten?
Waarom ben ik hier überhaupt?

Met samengeknepen ogen (-1.5) tuur ik het restaurant af. Mijn oren (eenzijdig volledig doof) gespitst om zijn UUUH te horen. Maar ik zie hem niet en hoor hem niet. Ik loop rond en tuur en luister. Het zweet breekt me uit. Ik haast me naar de roltrap, een Grote Fascinatie. En daarna naar de liften. Naar de trap die naar het magazijn gaat. Ik zie hem niet, hoor hem niet. Ik hoor alleen maar suizen. Ik zie alleen maar niet-David. Alles om me heen is niet-David.

Bij Småland klamp ik een medewerker aan.“Ik ben mijn kind kwijt! Hij is verstandelijk beperkt, kan niet praten, hij is ongeveer zó hoog, heeft donkerblond haar en een grijze trui aan waar met gele letters Nirvana op staat!”
-“Ach jee, wat vervelend,” zegt de dame. “Wat is zijn naam?”
“David,” antwoord ik. “Maar dat doet er niet toe, want daar luistert hij toch niet naar! Roep alstublieft om dat men naar hem uit moet kijken. Ik ga verder zoeken.“

Met vuur in mijn bovenbenen ren ik terug naar de eerste etage. Ik vermoed dat hij de route van de witte pijlen nog eens is gaan lopen, dus ik wring mij een weg in tegengestelde richting door de showroom. Ik scheld hardop GODVERDOMMENSE STOMME KOE als ik de medewerker van Småland hoor omroepen: “Er is een jongetje verdwaald. Hij heet David en heeft een gele trui aan met Sylvana erop.”

Mijn gedachten gaan waar ze niet naartoe moeten gaan. De paniek is groot. Wat als hij naar buiten gaat, de garage in? Of de straat op? Hij kent totaal geen gevaar, laat staan verkeersregels. Vlakbij is een open water. Hij kan niet zwemmen, maar springt er zo in. Wat nou als hij meegenomen wordt? Hij zal nooit om hulp roepen als een vreemde hem meeneemt. Ik ren maar door. Probeer elke gedachte de kop in te drukken. Ik verbijt mijn tranen en de drang om door mijn benen te zakken en niet meer op te staan. Ik voel me geamputeerd. Alsof er een enorm gat in mijn lijf zit, ter grootte van een 7-jarig jongetje dat de hele dag UUUH roept en met zijn handen wappert.

Dan klinkt er door de speakers: “Wil de moeder van David naar Småland komen?” Verder geen informatie. Betekent dit dat hij gevonden is of hebben ze meer informatie nodig? En als hij gevonden is, in welke staat verkeert hij dan? Ik loop ergens ter hoogte van de bedden, dus moet nog de halve showroom door om weer bij de trap te komen. Na elke hoek volgt weer een gang met vrolijke huiskamertjes en mini-keukens. Het lijkt een oneindige hel van gelamineerd pershout. Ik duw en elleboog me voorbij nietsvermoedende, winkelende mensen. Ik zal wel een paar blauwe plekken hebben uitgedeeld die dag. Maar dat stelletje winkelende idioten verdient het, ze doen net alsof de wereld níet aan het vergaan is.

Als ik eenmaal beneden ben lijken er vele uren verstreken te zijn. In werkelijkheid was ik maar een kleine 30 minuten Davidloos. De medewerker zegt “Hij is buiten,” zodra ze me ziet. Ik kijk haar niet eens aan, loop haar straal voorbij, met grote passen de winkel uit. En daar zie ik eindelijk mijn David, in de stromende regen en de snijdende kou, rondjes lopend om de glijbaan van het speeltuintje heen. Ernaast staat een rillende medewerker zichzelf warm te slaan. “Hij wil niet naar binnen en rent weg als ik dichterbij kom. Ik krijg hem echt niet te pakken,” zegt de slungelige magazijnwerker verontschuldigend. Ik val op mijn knieën naast David op de grond en pak hem stevig vast. Tranen stromen over mijn wangen, vermengen met regen.

“Mevrouw? Mevrouw, kan ik nog iets voor u doen?”
-“Nee, dankjewel. Alles is weer goed zo.”

Laatste forumberichten over "Ikea"

Berichten laden...

Praat ook mee!